◊ Wat is B.S.M.?
Geschiedenis van de B.S.M.-therapie
De methode is ontwikkeld door mevr. J.J.E. de Jong-Koutstaal. De basisgedachte voor B.S.M. werd al in 1949 geformuleerd door de neurowetenschapper Donald O. Hebb. Hij zei: "Het probleem van het begrijpen van het gedrag is het probleem van het begrijpen van de totale werking van het zenuwstelsel en vice versa”. Mevrouw de Jong zag het als haar opdracht te onderzoeken, op welke manier en via welke lichaamseigenschappen het zenuwstelsel beïnvloedbaar is. Het is haar duidelijk geworden dat ‘aanraking, bewegen en bewogen worden’ de basis is voor nieuwe mogelijkheden in het zenuwstelsel. Wanneer een kind dagelijks een voor hem speciaal samengesteld programma van ‘aanraken, bewogen worden en zelf bewegen’ afwerkt, geeft dit opmerkelijke resultaten. De resultaten van de B.S.M. gedurende de afgelopen 30 jaar zijn indrukwekkend en de therapie heeft heel wat kinderen geholpen bij hun ontwikkeling. Het is belangrijk dat meer ouders, leerkrachten en anderen die kinderen (medisch) begeleiden de bijzondere kwaliteiten van deze relatief onbekende aanpak gaan benutten. De aanpak is niet leeftijdgebonden en kan ook ingezet worden bij baby’s of volwassenen. Voor meer informatie: www.bsmnederland.nl.
De Brain Stimulating Method (B.S.M.) is een unieke methode om het zenuwstelsel te stimuleren. De stimulatie heeft vooral effect op de synapsen.
Een synaps is de contactplaats tussen twee zenuwcellen. Eén zenuwcel (een neuron) kan met duizenden andere zenuwcellen contact maken. De basis van ons functioneren wordt bepaald door de communicatie tussen al die de zenuwcellen (er passen duizenden zenuwcellen in een speldenknop).
Het contact tussen de zenuwcellen verloopt via neurotransmitters, dit zijn de overdrachtsstoffen die zorgen dat de impulsen van de ene naar de andere zenuwcel worden overgezet.
Klik hier voor meer informatie over het zenuwstelsel
Synaps
Disfuncties
Juist in de eerste 18 jaar van een leven vinden er in een hoog tempo vele ontwikkelingen plaats. Van het leren kijken van een baby tot snel en nauwkeurig kunnen lezen. Van het leren pakken van een rammelaar tot een perfecte vingermotoriek. Van het overeind houden van het lichaam tot het leren lopen en springen. Van wat brabbelen tot alles kunnen zeggen en prachtig kunnen zingen.
Het is dus helemaal niet zo vreemd dat ergens in die ontwikkeling haperingen optreden en er (kleine) disfuncties ontstaan, waardoor iemand - ook als volwassene - de gevolgen daarvan blijvend kan ervaren. Het kan een disfunctie zijn in de werking van een orgaan zoals de maag of de alvleesklier, of een disfunctie m.b.t. het kijken (het visuele systeem) of het horen (het auditieve systeem). Ook kunnen er disfuncties zijn in het motorische systeem. Een disfunctie is iets anders dan een ziekte. Bij een disfunctie is er sprake van een niet optimale werking, bijvoorbeeld door onvoldoende doorbloeding of door een beperking in het aantal impulsen (signalen) van of naar een orgaan, of door een beperking in de snelheid van de impulsgeleiding.
Disfuncties kunnen hun oorzaak hebben in:
Disfuncties (waarbij een orgaan niet optimaal werkt) kunnen o.a. hun oorzaak hebben in een probleem rond:
Het contact tussen de zenuwcellen verloopt via neurotransmitters, dit zijn overdrachtsstoffen die zorgen dat de impulsen van de ene naar de andere zenuwcel worden overgezet.
Bekende neurotransmitters zijn dopamine en serotonine.
Acetylcholine is ook een dergelijke neurotransmitter. Het meest bekend is deze stof bij de overdracht van impulsen van de motorische zenuwcel naar de spiercellen.
Maar acetylcholine is ook werkzaam bij het overbrengen van de informatie uit het netvlies naar de hersenen en bij het verwerken van klank en beeld tot betekenisvolle informatie. Er wordt dan ook gedacht dat een beperking in de beschikbaarheid van acetylcholine een mogelijke oorzaak is van dyslexie.
Om verschillende redenen kan de beschikbare hoeveelheid acetylcholine beperkt zijn, bijvoorbeeld door onvoldoende aanmaak doordat er onvoldoende aanbod is van de bouwstenen van deze neurotransmitter (o.a. choline), maar ook door teveel adrenaline in het lichaam (het stresshormoon) kan de werking van acetylcholine geremd zijn.
Neurotransmitters spelen dus een belangrijke rol bij een snelle communicatie tussen zenuwcellen. Door onvoldoende beschikbaarheid van neurotransmitters kan de snelheid van communicatie geremd zijn.
Obstructies
Obstructies ontstaan bijvoorbeeld door verkeerde druk op het kind bij de geboorte of door hard of ongelukkig vallen; obstructies kunnen ook ontstaan door operaties en verwondingen. De oorspronkelijke ‘verwonding’ geneest wel, maar er kan spanning blijven in de vliezen rond de organen. Dit betreft ook de hersenvliezen vlak onder de schedel. Door dit soort obstructies kan de impulsgeleiding geremd worden.
Een voorbeeld.
Een obstructie in de buurt van de temporale schedelbotten kan er de oorzaak van zijn dat een kind niet snel genoeg kan verwerken wat het hoort terwijl de oren zelf in orde zijn. Mondeling gegeven informatie komt dan slecht over en het lijkt of het kind niet kan opletten. Het krijgt dan al gauw het verwijt dat het zich niet kan concentreren. Waarschijnlijk concentreert het kind zich heel goed, maar moet het horen met een beperkte verwerkingssnelheid.
Een ander voorbeeld.
Soms komt het voor dat de navelstreng bij de geboorte om het hoofdje zit ter hoogte van de ogen. Obstructies in dat gebied geven bijna altijd beperkingen in de oogmotoriek. Als de ogen niet perfect en gecontroleerd in alle richtingen kunnen bewegen, zal vooral het precieze kijken op korte afstand (zoals bij het lezen nodig is) verstoord kunnen zijn. Het is dan niet terecht om tegen een kind te zeggen dat hij beter moet kijken, want hij spant zich vaak al maximaal in.
Als B.S.M.-therapeut zoek ik na een anamnese (onderzoek) bepaalde oefeningen uit om heel gedoseerd en heel gericht bepaalde zenuwbanen te stimuleren. Dit is maatwerk, er is dus geen standaardprogramma.
De oefeningen van de B.S.M.
De oefeningen van de B.S.M.-therapie zijn gericht op het aanleggen van nieuwe synapsen en het versterken van de impulsoverdracht in de synapsen.
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat door regelmatig oefenen het brein in staat is nieuwe zenuwverbindingen te maken en bestaande te wijzigen.
Door regelmatig oefenen kunnen ook obstructies worden hersteld. Dit laatste gebeurt vaak in samenwerking met een osteopaat.
Het zijn in eerste instantie oefeningen die veel te maken hebben met voelen en bewegen. Een goede verwerking van wat je voelt en het doorseinen naar spieren zodat een reactie mogelijk wordt, is de basis in het zenuwstelsel om ook later cognitieve taken uit te voeren, zoals het leren lezen, schrijven en rekenen.
Op tijd kunnen remmen (inhibitie) is daarbij ook van het grootste belang.
De oefeningen doet het kind thuis. In veel gevallen gebeurt dit met de hulp van een ouder. Dit kost ongeveer 10 minuten per dag. De oefeningen moeten 6 dagen per week worden gedaan. Het bijstellen van het oefenprogramma gebeurt regelmatig. Dit kan gedeeltelijk telefonisch, gedeeltelijk tijdens herhalingsbezoeken (gemiddeld één keer per 2 maanden).
De duur van de behandeling is afhankelijk van de ernst van de disfuncties en van de opgelopen leerachterstand. Vaak zal na relatief korte tijd verbetering zichtbaar zijn. Toch is het nodig om langere tijd met regelmaat te oefenen zodat er als het ware een nieuw pad in het zenuwstelsel wordt ingesleten. Over het algemeen geldt een duur van 6 maanden tot 1 jaar.
Het zijn altijd oefeningen die gedoseerd en rustig moeten worden uitgevoerd. Ons zenuwstelsel ‘leert’ niets nieuws als we de oefeningen afraffelen. Daarom worden er ook niet te veel oefeningen voorgeschreven. Sommige oefeningen kan het kind zelfstandig doen, maar bij de meeste is begeleiding van een ouder nodig.
Het zijn voor het kind en de ouders ook fijne oefeningen om te doen.
Als ouder wilt u graag het beste voor uw kind. Maar een oefenprogramma van een half jaar of langer kost veel energie.
Niet alleen van uw kind maar ook van u wordt doorzettingsvermogen gevraagd. Het voordeel van deze methode is dat u het samen met uw kind doet en dat u niet steeds afhankelijk bent van derden. Het verbeteren van het ‘instrumentarium’ van uw kind, maakt het zeer de moeite waard.
Geschiedenis van de B.S.M.-therapie
De methode is ontwikkeld door mevr. J.J.E. de Jong-Koutstaal. De basisgedachte voor B.S.M. werd al in 1949 geformuleerd door de neurowetenschapper Donald O. Hebb. Hij zei: "Het probleem van het begrijpen van het gedrag is het probleem van het begrijpen van de totale werking van het zenuwstelsel en vice versa”. Mevrouw de Jong zag het als haar opdracht te onderzoeken, op welke manier en via welke lichaamseigenschappen het zenuwstelsel beïnvloedbaar is. Het is haar duidelijk geworden dat ‘aanraking, bewegen en bewogen worden’ de basis is voor nieuwe mogelijkheden in het zenuwstelsel. Wanneer een kind dagelijks een voor hem speciaal samengesteld programma van ‘aanraken, bewogen worden en zelf bewegen’ afwerkt, geeft dit opmerkelijke resultaten. De resultaten van de B.S.M. gedurende de afgelopen 30 jaar zijn indrukwekkend en de therapie heeft heel wat kinderen geholpen bij hun ontwikkeling. Het is belangrijk dat meer ouders, leerkrachten en anderen die kinderen (medisch) begeleiden de bijzondere kwaliteiten van deze relatief onbekende aanpak gaan benutten. De aanpak is niet leeftijdgebonden en kan ook ingezet worden bij baby’s of volwassenen. Voor meer informatie: www.bsmnederland.nl.
De Brain Stimulating Method (B.S.M.) is een unieke methode om het zenuwstelsel te stimuleren. De stimulatie heeft vooral effect op de synapsen.
Een synaps is de contactplaats tussen twee zenuwcellen. Eén zenuwcel (een neuron) kan met duizenden andere zenuwcellen contact maken. De basis van ons functioneren wordt bepaald door de communicatie tussen al die de zenuwcellen (er passen duizenden zenuwcellen in een speldenknop).
Het contact tussen de zenuwcellen verloopt via neurotransmitters, dit zijn de overdrachtsstoffen die zorgen dat de impulsen van de ene naar de andere zenuwcel worden overgezet.
Klik hier voor meer informatie over het zenuwstelsel
Synaps
Disfuncties
Juist in de eerste 18 jaar van een leven vinden er in een hoog tempo vele ontwikkelingen plaats. Van het leren kijken van een baby tot snel en nauwkeurig kunnen lezen. Van het leren pakken van een rammelaar tot een perfecte vingermotoriek. Van het overeind houden van het lichaam tot het leren lopen en springen. Van wat brabbelen tot alles kunnen zeggen en prachtig kunnen zingen.
Het is dus helemaal niet zo vreemd dat ergens in die ontwikkeling haperingen optreden en er (kleine) disfuncties ontstaan, waardoor iemand - ook als volwassene - de gevolgen daarvan blijvend kan ervaren. Het kan een disfunctie zijn in de werking van een orgaan zoals de maag of de alvleesklier, of een disfunctie m.b.t. het kijken (het visuele systeem) of het horen (het auditieve systeem). Ook kunnen er disfuncties zijn in het motorische systeem. Een disfunctie is iets anders dan een ziekte. Bij een disfunctie is er sprake van een niet optimale werking, bijvoorbeeld door onvoldoende doorbloeding of door een beperking in het aantal impulsen (signalen) van of naar een orgaan, of door een beperking in de snelheid van de impulsgeleiding.
Disfuncties kunnen hun oorzaak hebben in:
- erfelijke factoren
- invloeden op het kind tijdens de zwangerschap
- gedeeltelijke beperking in de zenuwgeleiding door obstructies die ontstaan tijdens de geboorte of ten gevolge van een trauma
- storende factoren tijdens het leven zoals een narcose, een emotioneel trauma, bepaalde ziektes of medicijnen die de ontwikkeling nadelig kunnen beïnvloeden.
Disfuncties (waarbij een orgaan niet optimaal werkt) kunnen o.a. hun oorzaak hebben in een probleem rond:
- neurotransmitters of
- obstructies.
Het contact tussen de zenuwcellen verloopt via neurotransmitters, dit zijn overdrachtsstoffen die zorgen dat de impulsen van de ene naar de andere zenuwcel worden overgezet.
Bekende neurotransmitters zijn dopamine en serotonine.
Acetylcholine is ook een dergelijke neurotransmitter. Het meest bekend is deze stof bij de overdracht van impulsen van de motorische zenuwcel naar de spiercellen.
Maar acetylcholine is ook werkzaam bij het overbrengen van de informatie uit het netvlies naar de hersenen en bij het verwerken van klank en beeld tot betekenisvolle informatie. Er wordt dan ook gedacht dat een beperking in de beschikbaarheid van acetylcholine een mogelijke oorzaak is van dyslexie.
Om verschillende redenen kan de beschikbare hoeveelheid acetylcholine beperkt zijn, bijvoorbeeld door onvoldoende aanmaak doordat er onvoldoende aanbod is van de bouwstenen van deze neurotransmitter (o.a. choline), maar ook door teveel adrenaline in het lichaam (het stresshormoon) kan de werking van acetylcholine geremd zijn.
Neurotransmitters spelen dus een belangrijke rol bij een snelle communicatie tussen zenuwcellen. Door onvoldoende beschikbaarheid van neurotransmitters kan de snelheid van communicatie geremd zijn.
Obstructies
Obstructies ontstaan bijvoorbeeld door verkeerde druk op het kind bij de geboorte of door hard of ongelukkig vallen; obstructies kunnen ook ontstaan door operaties en verwondingen. De oorspronkelijke ‘verwonding’ geneest wel, maar er kan spanning blijven in de vliezen rond de organen. Dit betreft ook de hersenvliezen vlak onder de schedel. Door dit soort obstructies kan de impulsgeleiding geremd worden.
Een voorbeeld.
Een obstructie in de buurt van de temporale schedelbotten kan er de oorzaak van zijn dat een kind niet snel genoeg kan verwerken wat het hoort terwijl de oren zelf in orde zijn. Mondeling gegeven informatie komt dan slecht over en het lijkt of het kind niet kan opletten. Het krijgt dan al gauw het verwijt dat het zich niet kan concentreren. Waarschijnlijk concentreert het kind zich heel goed, maar moet het horen met een beperkte verwerkingssnelheid.
Een ander voorbeeld.
Soms komt het voor dat de navelstreng bij de geboorte om het hoofdje zit ter hoogte van de ogen. Obstructies in dat gebied geven bijna altijd beperkingen in de oogmotoriek. Als de ogen niet perfect en gecontroleerd in alle richtingen kunnen bewegen, zal vooral het precieze kijken op korte afstand (zoals bij het lezen nodig is) verstoord kunnen zijn. Het is dan niet terecht om tegen een kind te zeggen dat hij beter moet kijken, want hij spant zich vaak al maximaal in.
Als B.S.M.-therapeut zoek ik na een anamnese (onderzoek) bepaalde oefeningen uit om heel gedoseerd en heel gericht bepaalde zenuwbanen te stimuleren. Dit is maatwerk, er is dus geen standaardprogramma.
De oefeningen van de B.S.M.
De oefeningen van de B.S.M.-therapie zijn gericht op het aanleggen van nieuwe synapsen en het versterken van de impulsoverdracht in de synapsen.
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat door regelmatig oefenen het brein in staat is nieuwe zenuwverbindingen te maken en bestaande te wijzigen.
Door regelmatig oefenen kunnen ook obstructies worden hersteld. Dit laatste gebeurt vaak in samenwerking met een osteopaat.
Het zijn in eerste instantie oefeningen die veel te maken hebben met voelen en bewegen. Een goede verwerking van wat je voelt en het doorseinen naar spieren zodat een reactie mogelijk wordt, is de basis in het zenuwstelsel om ook later cognitieve taken uit te voeren, zoals het leren lezen, schrijven en rekenen.
Op tijd kunnen remmen (inhibitie) is daarbij ook van het grootste belang.
De oefeningen doet het kind thuis. In veel gevallen gebeurt dit met de hulp van een ouder. Dit kost ongeveer 10 minuten per dag. De oefeningen moeten 6 dagen per week worden gedaan. Het bijstellen van het oefenprogramma gebeurt regelmatig. Dit kan gedeeltelijk telefonisch, gedeeltelijk tijdens herhalingsbezoeken (gemiddeld één keer per 2 maanden).
De duur van de behandeling is afhankelijk van de ernst van de disfuncties en van de opgelopen leerachterstand. Vaak zal na relatief korte tijd verbetering zichtbaar zijn. Toch is het nodig om langere tijd met regelmaat te oefenen zodat er als het ware een nieuw pad in het zenuwstelsel wordt ingesleten. Over het algemeen geldt een duur van 6 maanden tot 1 jaar.
Het zijn altijd oefeningen die gedoseerd en rustig moeten worden uitgevoerd. Ons zenuwstelsel ‘leert’ niets nieuws als we de oefeningen afraffelen. Daarom worden er ook niet te veel oefeningen voorgeschreven. Sommige oefeningen kan het kind zelfstandig doen, maar bij de meeste is begeleiding van een ouder nodig.
Het zijn voor het kind en de ouders ook fijne oefeningen om te doen.
Als ouder wilt u graag het beste voor uw kind. Maar een oefenprogramma van een half jaar of langer kost veel energie.
Niet alleen van uw kind maar ook van u wordt doorzettingsvermogen gevraagd. Het voordeel van deze methode is dat u het samen met uw kind doet en dat u niet steeds afhankelijk bent van derden. Het verbeteren van het ‘instrumentarium’ van uw kind, maakt het zeer de moeite waard.